De jongen is in het huis.
Appels en peren zijn vruchten.
De boot is van het kind.
De bladeren vallen van de bomen.
Wat is dit?
Dit is een bloem.
Hij is een vriend van de heer Bakker.
De kinderen zijn in de stad.
De zon schijnt.
We zitten in de boot en hij zit op de vloer.
Helpman is een deel van de stad Groningen.
Wordt vertaald, even geduld aub..
